Oversteek Colombia - Panama

12-09-2014 01:59

Bijna perfecte stilte.

Alleen het zachte klotsen van het water. En het tikken van het kraanlijnharpje tegen de giek. Verder is er niets.

In het kielzog van de boot fonkelt plankton. Kleine sterretjes in een aquatisch universum. In het universum daarboven hangt een flinterdunne maansikkel tussen ontelbare sterren.

Om de boot heen licht de horizon regelmatig geluidloos op. Vredige bliksem. Veel te ver weg om gevaarlijk te zijn. De bliksemwolken liggen als een cirkel om de Kairos heen. Alsof alles om de boot, deze plek, dit moment draait.

Schuin voor me explodeert de horizon weer. Het is alsof de Kairos door de ruimte zweeft. Omringd door zwijgend exploderende supernova's.

Ik kijk op de windmeter. Tien knopen. Nog steeds uit de verkeerde richting. Het log geeft 2,5 knopen snelheid aan.

Zo gaat de oversteek naar Panama heel lang duren.

Het maakt niet uit. Tijd bestaat niet. Toen, nu, hier, daar - het is allemaal betekenisloos.


Ik loop het plein op. Mijn shirt is alweer volledig doordrenkt. Nu al, om half negen 's ochtends. Net als elke ochtend. De laatste stop op mijn twintig minuten durende woon-werkwandeling van de Club Nautico (waar de boot aan de mooring ligt) naar het oude centrum.

Eindelijk schaduw. Onder de rijkbebladerde bomen van het Plaza Bolivar loop ik zijn kant op. Er verschijnt een met goud gevulde grijns op het gezicht van de oude man. Hij trekt een thermoskan uit zijn blauw en rood geschilderde karretje, pakt een klein kartonnen bekertje en schenkt het vol. 'Un tinto, senor,' zegt hij grijnzend.

'Como siempre, mucha gracia, senor,' zeg ik terwijl ik hem een 500 pesos munt geef.

'Que tiene un buen dia,' antwoordt hij.

Ik loop door, naar een van de bankjes die om het beeld van de Grote Bevrijder zijn opgesteld. Langer dan een paar seconden kan ik het bekertje niet vasthouden. De hitte brandt door het karton heen. Als de ene hand dreigt te verbranden, neemt de andere het over. Ik zet de rugzak met mijn laptop op het bankje en ga zitten. Voorzichtig zet ik de gloeiend hete koffie naast me.

Op de andere bankjes zitten de usual suspects. Een paar verkopers van shirts en CDs. Maar voornamelijk oudere mannen. Waarschijnlijk gepensioneerden. Ze lijken een groot deel van hun dagen hier door te brengen. In de schaduw van de eeuwenoude bomen het voorbij glijdende leven observerend. Een paar van hen zie ik elke dag in de bibliotheek. Een van hen kijkt mijn kant op. Hij zwaait.

Ik zwaai terug.

Voorzichtig pak ik het bekertje op. Ik neem een slok. Mierzoet, sterk en die echte Colombiaanse koffiesmaak. Heerlijk.

Zometeen weer naar mijn vaste plek in de negentiende-eeuwse bibliotheek van de Banco Nacional, hier om de hoek. Weer verder werken aan mijn 'boek'. Al bijna een maand zit ik daar nu elke dag (behalve zondag, dan is alles dicht) van kwart voor negen tot vijf te werken. Zelden zo'n lekkere flow meegemaakt. Het is verslavend.

Ik glimlach. Hier had ik in Nederland al over gefantaseerd. Het droomleven. Een prachtige zeiltocht maken, dan een tijdje schrijven op een mooie locatie. Stel je voor dat je zo je brood kan verdienen...

Het is precies zoals ik het me voorstelde. Een schilderachtig mooie eeuwenoude binnenstad. En een eenvoudige, maar mooi klassieke bibliotheek. Hoge plafonds. Negentiende eeuws gebouw. Lange houten tafels waaraan gelezen en gewerkt wordt. En zelfs airco.

En natuurlijk de geest van Marquez.

Ik kijk weer naar mijn bankje. Misschien is dit 'm wel. Het bankje waarop hij platzak zijn eerste nacht in Cartagena, hier op het Plaza Bolivar, doorbracht. 

Voor de boeg licht het dunne strookje wolken weer even fel op.

Ik begin te tellen. Een-en-twintig, twee-en-twintig.

Bij dertig stop ik. Het blijft stil.

Geluidloze bliksem. Mijn lievelingssoort.

Ik adem diep in. Alsof ik niet alleen de lucht, maar ook de stilte kan opzuigen.


Bailando! Bailando-ho-hooo!

Ik schrik wakker. Harder dan ooit dendert de muziek de boot in. Slaapdronken kijk ik op mijn horloge. Zeven uur.

Ik ga rechtop zitten en kijk uit het voorluik. De buurman staat in de kuip van zijn boot. Hij heeft het maar weer eens opgezet. Gisteren heeft hij het nummer zo'n 124 keer achter elkaar gedraaid.

Zou de man een hersenbeschadiging hebben of zo?

Ik ga weer liggen en trek het kussen over mijn hoofd.

Het maakt nauwelijks uit. Dat ene woord - veel meer tekst heeft het nummer niet -priemt zich genadeloos door het dons. Het drilt als een roestige oude boor door mijn trommelvliezen.

Bailando! Bailando-ho-hooo!

Drie uur slaap. Dat is de magere oogst van de afgelopen nacht.

Eerst de hele dag dat @!%& nummer van de buurman. Vervolgens als een sadistische grap een uur stilte. Toen begonnen de feestbussen langs de kade te rijden. Rijdende lichtkunstwerken. Knipperende lichten in alle kleuren en maten. Banken bomvol bezopen mensen. Ze drinken zich nog wat verder in voordat ze door de bus bij de volgende dranklocatie worden afgezet. En natuurlijk doen ze dat begeleid door snoeiharde muziek die uit de speakers van de bussen dendert.

De disco van de Club de Pesca, de marina van de allerrijkste Colombianen, nam het soepeltjes over van de laatste feestbus. Tussen elf uur 's avonds en vier uur 's ochtends dreunde de muziek genadeloos hard over het water.

Elke twintig minuten of zo viel de Club de Pesca muziek even weg. Dan werd de disco even overstemd door de vol openstaande stereo van een voorbij varende sigaar - een langgerekte speedboat van het Miami Vice type - met feestende Colombianen.

Ik gooi het kussen in een hoek van mijn kooi. Het heeft geen zin. Ik klim uit bed. Dan maar opstaan en ontbijten. Ik ga wel wat vroeger naar het centrum. Drink ik gewoon wat langer een bakkie met mijn bejaarde vrienden op het Plaza Bolivar.

Ik haal een pak musli uit een kast en een kom uit een andere. Ik verstijf even. Met een klap zet ik de kom op tafel.

Mi corazon! Porque? Mi amor! Te amo. Te amo-ho-hoooo!

De buurman aan de andere mooring is ook wakker.

Ik zit er tussenin. Als een zielig stukje Hollandse kaas tussen twee vuistdikke Colombiaanse decibellenbammetjes. Gesandwicht tussen de honderden watts stereovermogen van de buurmannen. Genoeg om een klein popfestival mee te bedienen. Hier op de Kairos versmelten de twee, totaal verschillende, nummers met elkaar. Het resultaat is een satanische concoctie. De perfecte mentale marteling.

Weer een felle lichtflits. En nog een. Nu achter de boot.

Weer geen donder.

Ik maak de haakjes van de windpilot los. Eens even checken of de autopilot het nog doet. Ik zet de autopilotklem vast en druk vervolgens op de rode auto-knop.

Argwanend hou ik de koers een paar minuten in de gaten.

Onterecht. Hij doet het uitstekend.

Langzaam schud ik mijn hoofd. Dat hele circus - allemaal voor niets.

Achter me begint de skyline van Cartagena langzaam in zee te zakken. Drie maanden lang de thuishaven van de Kairos, denk ik. Een mooie periode. Ongeveer anderhalve maand door het prachtige Colombia gereisd. En eenzelfde periode de ongenode gastschrijver uitgehangen in de bibliotheek van de Banco Nacional.

Grappig hoe dit werkt. Een tijd lang klopt alles perfect. En dan opeens niet meer.

Plotseling werd ik gek van die kakofonie. Overal waar Colombianen zijn, lijken minstens twee nummers zo hard mogelijk door elkaar heen te worden gedraaid. Vierentwintig uur per dag. Zeven dagen per week.

En die hitte. Drie minuten na mijn ochtenddouche in de Club Nautico was ik altijd alweer volledig doorweekt. Het zuigt energie.

Het bescheiden restje energie dat overbleef, werd opgesoupeerd door een aantal ongenode gasten. Gratis kost en inwoning dachten ze bij mij te hebben geregeld. Hopelijk hebben alle pillenkuren de wormen, amoebes en andere ellende inmiddels de "deur" gewezen.

Ik keek de laatste dagen steeds sterker uit naar het vertrek. Naar het weer oppakken van het zeemansleven. Puur natuur. Verder niets.

Ik kijk op de windmeter. Nog steeds vrijwel geen wind. Nog maar even doormotoren dus. Als ik op een veilige afstand van de shipping lane ben, kan ik gaan dobberen, wachtend op wind.

Zondagochtend, half tien, zegt mijn horloge. Anderhalf uur heb ik inmiddels achter het wiel gestaan. Tijd voor een kop koffie.

Ik zet de autopilotklem vast en druk op de rode knop. Het wiel begint wild alle kanten op te draaien. De boot zwabbert als een dronkenman over het spiegelgladde water. Snel zet ik de autopilot weer uit.

Verdomme!

Is hij kapot?

Ik staar naar het autopilotscherm. Nu zie ik het pas. Volgens rudder-indicator staat het roer helemaal naar stuurboord. In werkelijkheid staat het naar bakboord.

Ik ga achter het wiel staan. Ik draai. Op het scherm verandert niets.

Verdomme. De rudder-sensor doet het niet meer.

Zonder die sensor werkt de autopilot niet. Dan heb ik alleen de windpilot nog. Maar die werkt niet als er geen wind is. Zoals nu. Dat betekent dat ik misschien de hele reis naar Panama achter het wiel moet staan.

Ik kijk achterom. Cartagena kijkt me afwachtend aan.

Shit.

Logisch nadenken.

Wat kan er aan de hand zijn?

Natuurlijk! Bij de reparatie van de zwemtrap, een paar weken geleden, moet ik de rudder-sensor beschadigd hebben. Een snoertje losgetrokken of de positie van de sensor veranderd; zoiets.

Ik zet de motor uit. Rustig dobbert de Kairos nu op het oliegladde water. Ik trek de bakskist aan de achterkant van de boot open. Alles moet eruit. Het reserve anker, de twee jerrycans met extra diesel, de gasflessen, de landvasten, de benzine voor de buitenboord motor - alles.

Langzaam vult de kuip zich met de inhoud van de bakskist. Als hij leeg is, wurm ik mijn bovenlichaam er voorzichtig in en zoek naar de sensor. Mijn ogen moeten even wennen aan de duisternis. Ja, daar zit hij. De snoertjes lijken in orde te zijn. Maar zit hij nog goed bevestigd? Ik tuur geconcentreerd in het halfduister.

De arm die van de sensor naar het roer loopt, lijkt krom. Zou ik er tijdens het werk aan de zwemtrap tegenaan hebben gestoten?

Voorzichtig probeer ik de arm met de hand bij te stellen. Het lukt niet. Ik heb de doppenset nodig om de bevestigingspunten wat losser te draaien.

Ik lig in een onmogelijke positie. Zweet gutst inmiddels van mijn hoofd. Mijn rug doet pijn.

Voorzichtig trek ik mijn bovenlichaam uit de bakskist. Ik ga staan en rek me uit.

Weer glijdt mijn blik naar de skyline achter de boot.

Cartagena knipoogt.

Bailando, Bailando-ho-hoooooooo!

Ik draai me snel om en klim de kajuit in. Eerst nog maar eens met die doppenset proberen. Terug naar Cartagena kan altijd nog.

Af en toe stuurt de autopilot de boot een klein slagje bij. Daarna is er weer een tijdje niets anders te horen dan het klotsen van het water en het tikken van het harpje.

Schuin voor de boeg trekt een komeet een spoor van zilverpoeder door de hemel. In de verte licht de horizon op drie verschillende plekken tegelijkertijd op. 

Wonderlijk, denk ik. Omringd door bliksem, terwijl de hemel boven me helder is. Alsof ik in het oog van een storm vaar.

Alsof?

Het zal toch niet?

Dit is de eerste keer, realiseer ik me opeens. Sinds december. De eerste meerdaagse overtocht waarbij ik niet op windkracht negen of meer wordt getrakteerd.

Zou deze rust te mooi zijn om waar te zijn? Zou mijn stormabonnementje gewoon worden voortgezet?

Het heeft geen zin er over na te denken. Ik merk het wel.

Negen uur. Maandagochtend. Ik loop achter Sven aan. Zijn werkplaats in. Het is een soort diepe, raamloze garage. We lopen tussen metershoog opgestapelde massa's elektronische apparatuur door. TV's, stereo's, magnetrons, radarinstallaties, autopilots, kortegolf zenders, spelcomputers. Alles ligt door elkaar heen. In wat op mij overkomt als een totale chaos. Zigzaggend laveren we door de apparatuur heen, naar de achterkant van de werkplaats.

El Alleman. Zo staat hij hier bekend. De grote elektronica-expert van Cartagena. Eind zestig, begin zeventig schat ik hem. Tenger, een vriendelijk gezicht.

Hij installeert zich achter een stapel apparaten. Ergens daaronder gaat vermoedelijk zijn bureau schuil. Er puilen allerlei snoertjes en printplaten uit de apparaten voor hem. Als ingewanden van opengesneden beesten.

Ik leg hem mijn probleem uit.

'Aha, Yez. Zoundz familiar. I hev hed zies problem before. I shoed bie ebel to fix zies. Just cut ze zenzor loose and bring it hier. Zen I will start wurrking on it immediately.'

Bailando. Bailando-ho-hoo!

Ik span me tevergeefs in om het niet te horen.

De zon brandt genadeloos. Ik lig in een onmogelijke positie. Half in de bakskist, half erbuiten. Eigenlijk kan ik er net niet bij.

Ik verbijt de pijn in mijn rug en arm. Ik moet dit gerepareerd krijgen. Anders kom ik hier nooit weg.

Nog een poging. Ja! Ik de arm die van de sensor naar het roer loopt, is nu losgemaakt. Mooi, nu de sensor losschroeven en de elektriciteitskabel doorknippen.

Sven schroeft de sensor weer in elkaar. 'Iet iz wurrking perfectly. Lookz like new.'

Hij kijkt me nadenkend aan. 'Hmm. Zumtaimz ze problem can be in ze autopilot itzelf. Zat musst be it. I am afraid you will hef to remove ze autopilot from ze conzole. Bring it hier. Zen I can check it and hopefully fix it.'

Bailando, Bailando-ho-hoooooooo!

Met een beetje geluk ben ik hier morgen weg, troost ik mezelf.

Het instrumentenpaneel ligt los op het luik van de kajuit. Een wirwar aan snoertjes steekt uit het gat waar net nog de autopilot was gemonteerd.

Ik kijk op mijn horloge. Kwart over twee. Twee keer ben ik inmiddels op en neer geroeid naar de kant om naar Sven te gaan. Ik stop de autopilot in m'n rugzak, sluit de boot af en klim weer in de dinghy. Dat wordt drie.

'Amazing,' zegt Sven respectvol. 'Allmozt ten yearz old, and it lookz and wurrkz like new.'

Ik zucht. Het is nu vier uur. Geen stap verder. Ja, ik weet nu dat de sensor en de autopilot het uitstekend doen. Dat ik ze dus voor niets uit elkaar heb getrokken en de kabel heb doorgeknipt. Maar wat de oorzaak van het probleem met de autopilot is, blijft volstrekt onduidelijk.

 Sven kijkt me begripvol aan. 'I know. Iet iz frustrating. But don't wurry. We will fix ze problem. We are getting clozer. Iet iz all just a matter of sinking logically.'

Hij zwijgt even en staart naar een tot het plafond opgestapelde collectie stoffige apparaten vlakbij zijn bureau.

'Zis is wat you muzt do.'

Tijd voor het volgende deel van de operatie. Ik kijk rond. Ik heb het idee dat ik mijn patiënt langzaam doodmartel, in plaats van hem te genezen. De sensor ligt losgeknipt op de bank, de autopilot ernaast, in het instrumentenpaneel steken allerlei losse draadjes uit een gapend gat, in de bakskist bungelt de arm die van het roer naar de sensor hoort te lopen verbaasd in het luchtledige, daaronder hangt een afgeknipte kabel waar ooit de sensor op was aangesloten.

Lekker bezig.

Eerst installeer ik de autopilot weer. Dan sluit ik voorzichtig het korte snoer van de losgeknipte sensor op de autopilot aan. Ik controleer de draadjes. Rood op rood, groen op groen, geel op geel en blauw op blauw. So far so good. Ik zet de sensor naast de autopilot en klim de kajuit in. Op het schakelpaneel zet ik de knop "Instrumenten" op "Aan". Dan klim ik weer de kuip in. Voorzichtig kantel ik het instrumentenpaneel, zo dat ik het scherm van de autopilot kan zien. Dan draai ik de arm van de sensor. De indicator op het scherm doet het perfect.

Mooi. Dat zou betekenen dat Svens theorie klopt. Dat het probleem in de kabel naar de bakskist zit.

Ik koppel de sensor weer los. Tijd voor de weerstandsmeter.

Precies volgens Svens instructies meet ik de kabel door. En dan nog een keer. En nog een.

Hij doet het gewoon. Niets mee mis. Voor de zekerheid sluit ik de kabel provisorisch aan op de sensor. Dan probeer ik het weer. De indicator op het scherm van de autopilot doet het nog steeds prima.

Ik begrijp er helemaal niets van. Alles werkt weer.

Weer geeft de autopilot een klein tikje naar stuurboord. Daarna weer die perfecte bijna-stilte.

Ik staar een tijdje naar het scherm van de autopilot. Drie dagen langer in Cartagena. Voor niets. Zoals Sven al zei: 'Iet iz all just a matter of sinking logically.' Ik had zelf beter moeten 'sinken.'

Na maandag de hele dag te zijn bezig geweest met op en neer pendelen naar de elektronicakelder en het martelen van mijn boot, was ik dinsdag de hele dag bezig alles weer in elkaar te zetten. Nu was alles weer in orde. Zelfs de uiteinden van de wreed doorgeknipte kabel van de sensor had ik weer keurig aan elkaar gesoldeerd en met speciale rubberen slangetjes waterdicht gemaakt. Sven had het me in zijn werkplaats een paar keer laten oefenen.

Ik glimlach. Het resultaat van twee dagen noeste arbeid: er was niets gerepareerd. En toch werkte alles weer perfect. Toen ik woensdagochtend dan eindelijk de mooring weer losgooide had ik nog steeds geen idee wat er aan de hand was geweest.

Achter me dobbert de mooring. Nu echt voor het laatst los gegooid, denk ik opgelucht. Op de hand vaar ik tussen alle geankerde boten het ankergebied uit. Zodra ik de boten achter me heb gelaten, zet ik de autopilot aan.

Gespannen kijk ik naar de indicator op het autopilotscherm. Gelukkig. Hij werkt perfect.

Ik kijk vooruit. Ik vaar op een ondiepte af.

Even veertig graden koers aanpassen op de autopilot. Ik druk een paar keer op de knop. Het wiel draait naar bakboord. En... Blijft naar bakboord gedraaid. De boot draait een rondje om zijn as.

'NO DATA' knippert er nu opeens dreigend in het scherm van de autopilot.

Nee he!

Ik zet de autopilot uit en ga zelf weer achter het wiel staan. Langzaam draai ik een rondje. Onderussen kijk ik naar de instrumenten.

Het is het elektronische kompas. Hij werkt niet meer goed. Een deel van het kompasbereik is verdwenen - koersen tussen 240 en 100 graden 'herkent' hij niet meer.

Ik kom hier verdomme nooit weg! Het is een vloek.

Aarzelend stuur ik de boot weer in de richting van de net losgegooide mooring.

Plotseling valt het kwartje.

De contactpunten waarmee de snoertjes op de navigatieapparatuur zijn aangesloten. Dat moet het probleem zijn. Dat zou de problemen met de ruddersensor verklaren. Door de snoertjes een paar keer los en weer vast te maken, zijn de contactpunten waarschijnlijk weer een beetje schoongemaakt. En dus werkt de sensor weer. Dat een deel van het kompas nu niet werkt, betekent waarschijnlijk dat ook een of meer contactpunten van de kompassnoertjes vies is.

Het zeil licht wit op in een felle bliksemflits. Mijn ogen glijden naar beneden, naar het instrumentenpaneel. Ik staar er een tijdje naar. Achter dat paneel zijn alle contactpunten inmiddels fonkelschoon. Een uur nadat ik voor tweede keer was teruggekeerd naar de mooring, voer ik weg. Toen definitief.  Zodra ik buiten het ankergebied was, probeerde ik het kompas uit. Het werkte perfect. Twee dagen alles uit elkaar halen en vervolgens weer in elkaar zetten - het was volledig onnodig geweest. Ik had alleen even de contactpuntjes hoeven schoonmaken...

Altijd zelf blijven 'sinken' - dat is de les. Ik ga op mijn rug op de bank in de kuip liggen. Lekker hemelsnorkelen.

Vier uur 's ochtends. Nog maar veertig mijl naar San Blas. De genua klapt lusteloos van de ene naar de andere kant.

Ik staar naar het zeil.

Als ik nu weer ga motoren, kan ik nog veilig bij daglicht het rif bij San Blas binnenvaren. Als ik wacht op wind, zit het er dik in dat ik nog een deel van de nacht op zee moet wachten tot het weer licht wordt en dus veilig is om binnen te varen.

Toen ik uit Cartagna vertrok, had ik mezelf voorgenomen om zo min mogelijk te motoren. Desnoods doe ik er een week over, dacht ik. Heerlijk, alleen de boot en de natuur. Geen tetterende muziek. Rust.

Het begon meteen al slecht. Bij vertrek was er geen wind. Om al meteen bij de ingang naar Cartagena te gaan dobberen, wachtend op wind, sprak me niet erg aan. Ik vond dat ik tenminste uit de blik van de stad moest zijn verdwenen. Dan zouden we wel weer verder zien. Zo'n vier uur had ik gemotord. Toen stak er een beetje wind op. Tot vroeg in de avond kon ik zeilen. 's Avonds viel de wind weer helemaal weg. Na een paar uur dobberen had ik de motor aangezet. Pas de volgende ochtend stak de wind op. De hele dag kon ik mooi zeilen. In de loop van de avond nam de wind steeds verder af.

Ik ben moe. De adrenaline van deze prachtige nacht lijkt uitgewerkt.

Onnodig risico's nemen is geen goed zeemanschap, zeg ik tegen mezelf. Een ander stemmetje fluistert: geen ruggengraat. Ik rol de slap hangende genua in en zet de motor aan. De autopilot mag de wacht overnemen.

Bedtijd.

Zeilend vaar ik het rif binnen. Kilometerslang loopt het langs de kust van Panama. Achter de schuimende rand van het rif liggen honderden bounty-eilandjes. Aan stuur- en bakboord strekken ze zich als groene edelsteentjes aan een ketting uit. Wit strand. Hoge wuivende palmen. Glad, kristalhelder water.

Naast de boot springen vier dolfijnen om de beurt hoog uit het water. Ze zijn groot - groter dan de dolfijnen die ik tot nu toe heb gezien. Met doffe plonzen klappen ze weer in het water. Ze zwemmen voor de boeg langs, draaien zich op hun zij - alsof ze me even willen aankijken - maken een scherpe bocht en beginnen dan weer opnieuw aan hun act.

Nog een halve mijl tot de binnenriffen rondom de eilandjes. Ik rol de genua in. Nu is het een kwestie van goed opletten. De gewone navigatiekaarten kloppen namelijk niet. Er zijn hier zoveel riffen en ondiepe koraalformaties, dat geen enkele kaartenmaker zich ooit aan een meer dan zeer algemene kaart van dit gebied heeft gewaagd. Behalve 1 kaartenmaker dan. Een Duitse zeiler. Hij heeft het hele gebied met Deutsche grundlichkeit in kaart gebracht, meter voor meter. Met zijn kaarten moet ik de boot nu door de smalle openingen tussen de riffen zien te navigeren.

'Just one more rum! It's excellent. From Guatemala. 25 Years old!'

Voordat ik het weet staat het voor me op tafel. Het is eerder een kleine emmer, dan een glas. Er dobberen wat ijsblokjes door de rum. Condens parelt van het glas. Het staat naast mijn bijna lege Grolsch beugelfles. Die weer naast een andere, helemaal lege, beugelfles staat.

Jack, Orin en Bob kijken me lachend aan. Achter hen dobberen de gigantische motorjachten van Jack en Orin. Daar weer achter, middenin de smaragdgroene ankerplaats, naast de enige andere zeilboot hier, de Kairos. Daar weer achter liggen twee onbewoonde eilandjes. Majestueuze palmbomen wuiven ons er statig toe.

Wij zitten op het derde eilandje dat aan de ankerplaats ligt. Het allermooiste. De hoogste palmen. Het witste zand. Vlakbij het rif. Een paar honderd meter verderop beuken de golven van de Carieb zich er woest schuimend op kapot. Hier, binnen het rif, is het water spiegelglad.

We zitten op het strand. Onder een door de bemanning van de motorjachten opgezette feesttent. In comfortabele stoelen. Borrelhapjes op de tafel. En meer dan voldoende drank.

Een uur geleden raakte mijn anker voor het eerst Panamese bodem. Meteen daarna dook ik van de Kairos af. Even controleren of het anker goed lag. Toen dat het geval bleek te zijn, besloot ik naar het eilandje te zwemmen. Even de omgeving verkennen. Halverwege zag ik vlak voor me een anderhalve meter lange haai wegschieten. Ik ging er maar van uit dat de informatie in de Pilot klopt - dat alle haaien hier ongevaarlijk zijn.

Zodra ik met mijn zwemvliezen en duikbril het strand op liep, begon Jack druk naar me te gebaren. Ik moest me melden bij de feesttent.

Jack, Orin en Bob heffen hun glazen naar me. 'Welcome to Panama!'