Mindelo
Vijfenveertig knopen wind geeft de windmeter aan. Een nieuw record. Gelukkig lig ik veilig in de marina van Mindelo. Nou ja - relatief veilig.
Een soort basecamp is het. Mooi acclimatiseren. Een tussenstation tussen het leven op de wal en dat op zee.
Weer een felle ruk aan een van de landvasten. Ik moet mezelf goed vasthouden om niet om te vallen terwijl ik met mijn mok koffie naar de kaartentafel loop.
Vannacht was het veel erger. Geen flight-, maar een sailsimulator. De combinatie van swell en harde wind leverde een behoorlijk realistische imitatie op van een op volle oceaan zeilende boot. Hooguit vier uur heb ik geslapen. Mijn acclimatiseringproces is nog niet afgerond.
Het anker krabt. Ik moet weg hier uit Boa Vista. Slapen lukt niet en is bovendien te gevaarlijk. Ik moet het krabben in de gaten houden. Tijd doden dus tot het licht wordt. Ik trek de Ipad tevoorschijn. Een mail van de Duitse eigenaar van de marina in Mindelo. Hij bevestigt dat het geen enkel probleem is. De nieuwe waterpomp heeft hij op voorraad en zal hij voor mij apart leggen. Drive belts heeft hij niet meer, maar hij heeft er nu vier in Duitsland besteld. Als ik over anderhalve week in Mindelo aankom, zullen die zeker binnen zijn, schrijft hij.
Van achter het stuur van zijn Toyota busje neemt hij mij even in zich op. ‘Aujourdhui no collectivo,’ zegt hij dan heel stellig. Net als op de meeste andere eilanden wordt hier op Sao Antao elke blanke geacht frans te zijn of in ieder geval spreken.
Het pleintje is, op deze aluguer na, uitgestorven.
‘Taxi. No collectivo. 4.000 escudos,’ vervolgt hij. ‘Si voulez aller ferry pour Mindelo, necessitez taxi.’
Ja, ik moet terug. Mijn weekendexcursie van Mindelo naar buureiland San Antao zit er om vijf uur vanmiddag op. Dan moet ik op de ferry zitten. Maar veertig euro? Tien keer de collectivo prijs?
Ik glimlach zoals ik me voorstel dat een doorgewinterde wereldreiziger in dit soort situaties glimlacht. Een globetrotter die zich als een kameleon aan zijn nieuwe omgeving aanpast. Iemand die zich niet laat verneuken.
Ik heb al geoefend met de glimlach. Op Sal bijvoorbeeld, een paar weken geleden. Tien euro wilde de taxichauffeur hebben voor de rit naar het vliegveld. Zeven euro leek mij meer dan genoeg. Ik glimlachte de glimlach. Zeven duizend escudos, geen cent meer, zei ik onverbiddelijk. Hij ging ermee akkoord. Toen ik allang weer afscheid had genomen van de vriendelijk lachende chauffeur, realiseerde ik me dat een euro 100, en niet 1.000 escudos waard is.
Ik ben inmiddels wat beter ingevoerd. Ik kijk de Toyota chauffeur aan. Hij weet het en ik weet het. Aluguers rijden op de Kaapverden altijd en overal. Ik kijk op mijn horloge. Twee uur. Ik loop gewoon terug naar Ribeira Grande. Mocht er onderweg een aluguer voorbij komen, dan pak ik die. Gebeurt dat niet, dan zal er uit Ribeira Grande wel een vertrekken. Tijd genoeg.
Ik spring van de boeg op het ponton. Op mijn knieën inspecteer ik de landvasten. Ze schavielen. Na een nacht in de marina van Mindelo is het al duidelijk te zien. Met die rukwinden en swell hier kan het ook niet anders. Ik moet ze straks vervangen door mijn “heavy-duty” afmeer-setje. Dikke landvasten met grote schokdempers ertussen. De landvasten die ik nu gebruik zouden het hier hooguit nog een paar dagen volhouden.
Ik ga weer staan. Plotseling wordt het ponton onder me weggetrokken. Bijna donder ik in het water. Als ik mijn evenwicht heb hervonden, ga ik wijdbeens staan en bestudeer het ponton. Het zigzagt als een epileptische slang voor me uit. De woest aan de kikkers trekkende landvasten van afgemeerde boten rukken het ponton alle kanten op. Nu zie ik pas dat het niet aan palen vast zit. De pontons worden kennelijk alleen door ankers op hun plaats gehouden.
Als een zeeman die zich na maanden op zee eindelijk weer tot in de kleine uurtjes heeft kunnen laten vollopen, loop ik slingerend het ponton af, naar de “Ship Shop.”
‘No, sorry. The drive belts have not yet arrived. No idea when they will.’ Het vriendelijke gezicht van de jongen achter de toonbank kijkt me meelevend aan.
‘Hmm, that’s bad news. I really need to get a spare before I leave in two weeks.’
Zijn gezicht licht op. ‘No problem! That’s more than enough time to get them here. Don’t worry, we’ll get the spare for you.’
‘Great. Then I’ll just start with installing the water pump you set aside for me.’
‘Huh?” Zijn gezicht betrekt weer.
‘The pump I ordered from your boss almost two weeks ago. He said he had it in stock and would set it aside for me. I would like to pick it up now.’
‘Hmm. We don’t have any pump here in the shop. Maybe in the warehouse. I’ll check and let you know tomorrow.’
Ik hou mijn kop koffie stevig vast terwijl ik achter de kaartentafel ga zitten. Buiten fluit de wind langs de mast. Zoals gebruikelijk. Voor me ligt de Ipad. Ik loop de “to do lijst” na. “Inkopen Houdbaar.” Ik zet er een vinkje voor. Gisteren heb ik de laatste voorraden houdbare proviand ingekocht. Veel blikvoer, 90 liter drinkwater, tientallen liters sap en lang houdbare melk, 40 pakjes lang houdbare yoghurt, pasta, noodles, koekjes, chocola, enz. De dag voor vertrek koop ik al het “vers” in.
“Drive Belt” en “Waterpomp” - de volgende twee punten op de to do lijst. De rode draad van de afgelopen tijd.
Alweer iets geoefender loop ik over het slingerende ponton naar de Ship Shop. Ik ben benieuwd of de pomp inmiddels binnen is.
Hij komt me lachend tegemoet. ‘My boss is flying to Europe this morning. He brought the waterpump from the warehouse and dropped it off just before he went to the airport.’
Triomfantelijk overhandigt hij me een doos. Ik haal de pomp eruit. Er zitten een paar viezige strepen op en er klotst water in. Verder ziet hij er prima uit.
‘It isn’t new,’ zeg ik.
‘Yes it is. We just tested it to see if it works. That’s why it’s a bit dirty.’
‘Are you sure?’
‘Of course! But I’ll give you ten percent discount because it isn’t clean.’ Hij pauzeert even om dit goede nieuws te laten bezinken en vervolgt dan met een glimlach: ‘I have more good news. I just got a call from customs at the airport. The drive belts have arrived. They just need to be cleared through customs. You can probably pick up your spare drive belt tomorrow.’
Mijn globetrottersglimlach was terecht. Sinds mijn vertrek uit Punta do Sol zijn er al drie aluguers voorbij gekomen. Ik heb ze niet gevraagd mij mee te nemen. Ik wil nog doorwandelen. Ik heb nog wel even tijd.
De lucht is inmiddels grotendeels opgeklaard. De zee is nu weer diepblauw. En helder wit. Een schuimende massa. Vlak voor de kust zwellen de golven aan. Ze worden steil, krullen om tot een watergordijn dat even de zwaartekracht lijkt te tarten en klappen dan in een orgie van schuim en geraas om. Elke keer weer anders. Hypnotiserend.
Hier en daar breken golven op rotsen. Schuimend wit water spat hoog op - een waterballerina die vertraagd door de lucht lijkt te zweven.
Voorbij het diepe blauw, het schuimende wit en de rotsen rijst de kust steil op. Ruige bergen verdwijnen in de wolken. Roestbruine steenmassa’s bedekt met een nauwelijks zichtbaar laagje groen. Een groen donssnorretje. Dat zij leiden naar een verscholen paradijs, de groente- en fruitmand van de Kaapverden, is moeilijk voor te stellen.
Over het slingerende ponton loop ik weer terug naar de Ship Shop. Ik ben de hele dag bezig geweest met de pomp. Hij is net iets anders dan zijn voorganger. En dus was het niet makkelijk hem te installeren. Maar na eindeloos gepiel was het gelukt.
Ik duw de deur van de Ship Shop open. Een lichte bezorgdheid trekt over het gezicht van de Ship Shop jongen.
Ik leg de pomp op de toonbank.
‘It doesn’t work. No pumping. No water. Nothing.’
Hij kijkt me aan. In zijn blik is geen verbazing te bespeuren.
‘I will ask the people at the warehouse to get another one. You can pick it up tomorrow,’ zegt hij.
Bedwelmende schoonheid. Ik draai mijn hoofd. Het is alsof ik in een kijkdoos met verspringende beelden kijk. De ster in de ruit, precies voor mij, maakt het misschien nog wel mooier dan het al was. En dan ook nog eens die muziek.
In deze aluguer geen Adele. Hier wordt Kaapverdische muziek gedraaid. Warme, melancholische muziek over liefde, lijden, gemis. Ik kijk opzij, naar de chauffeur. Een jaar of zeventig schat ik. Grijs haar. Een mooi gezicht waar de vriendelijkheid in lijkt te zijn geëtst.
Ik kijk naar achter. Het is alsof we in een microcosmos over de weg rollen. Ons eigen perfecte miniuniversum. Niemand zegt iets. Er wordt alleen gekeken en geluisterd. Met een blik van intense tevredenheid.
Voor ons slingert de weg langs de steile rotskust. Rechts af en toe palmen en groene valleien die steil de bergen in kronkelen. Valleien zoals die van Paul, een weelderig groen paradijs waar ik gisteren vier uur prachtig wandelde. Links de woeste zee – brekende golven, schuimend wit.
De zangeres beweent haar verloren liefde.
Alles is schoonheid. We zitten er middenin. Ik kijk naar de chauffeur. ‘Impressionante,’ mompel ik tegen hem. Hij draait zijn hoofd even naar mij toe en glimlacht. Hij begrijpt wat ik bedoel.
Ik schroef het laatste schroefje vast. Tevreden kijk ik naar de korte stang die uit de spleet onder het aanrecht uitsteekt. Ik schuif de rubber pedaal erop. Eindelijk! Weer een werkende zoutwaterpomp. Nu kan ik weer afwassen zonder van buiten emmertjes zout water te hoeven halen. In de haven of voor anker gaat dat nog wel, maar straks op zee niet. En juist dan moet er zo min mogelijk drinkwater worden verspild.
De havenmeester bleek nog een tweedehands waterpomp te hebben liggen. Met een slang en een emmer water demonstreerde hij dat de pomp werkte. Voor dertig euro mocht ik hem hebben. Zo is het probleem van de onvindbare waterpomp van de Ship Shop eindelijk opgelost. Vier dagen achter elkaar krijg ik al hetzelfde te horen.
‘Yes, it is in the warehouse. For sure, don’t worry.’
‘No, nobody knows where in the warehouse. Only the boss knows. But he is travelling in Europe.’
‘No, I haven’t been able to discuss this with the boss. Maybe tomorrow.’
Ik zet mijn voet op de pedaal en pomp een paar keer. De kraan sputtert. Lucht, en … ja, daar komt het – water! Hij werkt! Voldaan pomp ik het zeewater uit de kraan. Weer een vinkje op de to do lijst.
Ik buk me om het op de vloer liggende gereedschap op te ruimen.
Het is alsof ik het publiek hoor bulderen.
Een slapstick. Ik had het kunnen weten. Het was te makkelijk. De schroevendraaiers liggen in een plasje water. Het komt van de pomp. Hij lekt. Bij de demonstratie vanmiddag was dat niet te zien. Terug bij af.
Ik neem een slok koffie en zet de mok terug op de kaartentafel. Eerder deze week heb ik ontslag genomen. Voor mij geen rol meer in de grote Ship Shop klucht. Overmorgen komt Jelmer aan. Met een nieuwe, wel werkende, waterpomp en een reserve drive belt. Gewoon in Nederland gekocht. Als we dan ook het verse voedsel hebben ingeslagen, staat er een vinkje voor elk punt op de to do lijst.
Nog drie dagen. Dan is het zo ver. Dan verlaat ik samen met Jelmer de Kaapverden. Geen Sailsimulator meer. Eindelijk het echte werk. De Atlantische oceaan over!